top of page
Zoeken

Dyspneu

Waar moet je aan denken bij een patiënt met dyspneu? Misschien denk je dan gelijk aan cardiale en pulmonale problemen, maar er zijn ook oorzaken waar je misschien niet zo snel aan denkt. Wat dacht je van een diafragmaparese bij Guillan-Barré of een beeld van een anafylaxie. Ik ga opnieuw met je door de differentiaal diagnose, dit keer dus van dyspneu. We gaan stap voor stap de tractusanamnese af zodat ik geen enkele aandoening vergeet. Luister vooral ook even de podcast aflevering over anamnese zodat je helemaal mee bent welke symptomen je kunt uitvragen. Deze podcast aflevering vereist wel basiskennis van diverse ziektebeelden. Laten we beginnen.


Je moeder belt je op en vertelt dat ze al twee dagen best benauwd is. Ze heeft het gevoel alsof ze onvoldoende lucht heeft. En tja, jij werkt in de zorg. Dus jij weet vast wel wat er aan de hand is. Familieleden en vrienden denken dat wij altijd met beperkte informatie direct een diagnose kunnen geven, maar ook wij hebben soms wat meer nodig. En dat zijn niet altijd dingen die we willen weten. Je spreekt af dat je met haar naar de dokter gaat en ondertussen ga je voor jezelf na wat de differentiaal diagnose van dyspneu is.


Neurologie, bij een Guillan-Barré kun je uiteindelijk een respiratoire insufficiëntie krijgen door verzwakking van je ademhalingsspieren, vooral het diafragma, en daar word je logischerwijs benauwd bij. Deze fase wordt voorafgegaan aan algehele malaise, spierpijn, paresthesieën en een doof gevoel. En ontwikkelt zich vervolgens progressieve symmetrische spierzwakte van benen, armen en gelaat. Het ontstaat door een ontregelde immuunrespons, vaak na een bacteriële of virale infectie, waardoor er een ontsteking ontstaat van de myelineschedes van de zenuwen. Bij je neurologisch onderzoek vind je symmetrisch verminderde kracht, verminderde reflexen en sensibiliteitsstoornissen. De definitieve diagnose bevestig je middels een lumbaalpunctie en EMG. Wanneer een patiënt dyspnoeisch is, dan moet je alert zijn dat een patiënt uitgeput kan raken door verminderde spierkracht. Ook een diafragma parese door trauma, OK of idiopathisch kan zorgen voor dyspneu klachten als het ademminuut volume niet kan worden gehaald. Een diafragmadysfunctie geeft dus dyspneuklachten en kan onder andere voorkomen bij Guillan-Barré. Maar dit komt bijvoorbeeld ook voor bij een n. phrenicus laesie, ruggenmerglaesie, myasthenia gravis, Lambert-Eaton en musculaire dystrofie.


Dit keer hebben we ook het KNO gebied die we moeten afstrepen voordat we nog verder naar beneden gaan. Een retrofaryngeaal abces kan namelijk bij voldoende grootte ook dyspneuklachten veroorzaken. Zo’n abces ontstaat na een infectie van de keelregio, waarbij er vaak klachten zijn van keelpijn en algehele malaise. Wanneer er een abces ontwikkelt kan de patiënt moeite hebben met slikken, speekselvloed krijgen en dyspneuklachten hebben. Bij lichamelijk onderzoek moet je bedacht zijn op een stridor, een hoog inspiratoir piepen, wat betekent dat er een hoge luchtwegobstructie is. Een obstructie in de keel of larynx. Bij het onderzoek van de mond kun je vaak een zwelling van de pharynxwand zien met soms een uitpuiling van de pharynxwand. De diagnose kan klinisch gemaakt worden, maar er kan ook een CT van de hals worden gemaakt om de diagnose te bevestigen of te checken hoe uitgebreid de infectie is. Een andere reden voor dyspneu die in het KNO gebied te vinden is, is angio-oedeem, waarbij er een allergische en een niet-allergische variant bestaat. Angio-oedeem is het zwellen van het aangezicht waarbij dyspneu kan ontstaan bij zwelling van de keel, tong en lippen. Het kan veroorzaakt worden door een allergische reactie op voedingsmiddelen of medicatie, het is een bekende bijwerking van ACE-remmers en het komt voor bij een deficiëntie van C1-esterase remmer. Soms wordt er geen goede oorzaak gevonden. Je ziet bij de patiënt zwelling van het gezicht, de hals, lippen en de tong. Er kan een stridor ontstaan door forse zwelling van de tong en de keel waardoor je een bovenste luchtwegobstructie kan ontwikkelen. Dit geeft natuurlijk ook dyspneuklachten. Er is een potentieel A probleem waar je op bedacht moet zijn.


Dan gaan we door naar cardiale oorzaken van dyspneu en dat zijn er wel een paar. Een acuut myocard infarct geeft naast thoracale pijnklachten die typisch kunnen uitstralen naar de linker arm en de kaken, dyspneuklachten. Patiënten kunnen vegetatieve verschijnselen hebben met duizeligheid, zweten en misselijkheid. Bij je lichamelijk onderzoek hoef je geen enkele afwijking te zien, maar je kunt dingen tegenkomen zoals een souffle bij een papillairspierruptuur en crepitaties bij acuut hartfalen door een verminderde pompfunctie. Bij dyspneu klachten is het belangrijk om een ECG te maken om een myocard infarct op te sporen. Soms is het overduidelijk en spreken we van een STEMI, ST elevaties in 2 opeenvolgende afleidingen. Maar een NSTEMI is veel minder duidelijk en kan soms heel subtiel aanwezig zijn. Vergelijk daarom altijd het ECG met een eerder ECG als dit beschikbaar is. Naast een ECG heb je in het bloed het troponine nodig om een myocardinfarct te bevestigen. Troponines worden vrijgezet als er sprake is van cardiale stress zoals bij een hartinfarct. Als je te vroeg een troponine laten bepalen, dan kan het troponine vals negatief zijn. Het troponine gaat op zijn vroegst 3 uur na het event stijgen, soms zelfs pas na 6 uur. Vaak wordt er daarom een 2e bepaling gedaan om te kijken of het troponine doorstijgt en dit is in elk ziekenhuis weer anders. Dus tijd om even jouw ziekenhuisprotocol te checken. Het troponine wordt aangemaakt bij cardiale stress, dus het kan ook stijgen bij ritmestoornissen, hartfalen of een longembolie. Als we het toch hebben over ritmestoornissen, deze kunnen ook zeker dyspneu geven. En dan wil ik het voornamelijk even hebben over de supraventriculaire tachycardieën. Dan moet je denken aan atriumfibrilleren, atriumflutter, atriale tachycardieën, de AVRT en AVNRTs. Deze ritmestoornissen geven allemaal klachten van dyspneu, palpitaties, vermoeidheid, duizeligheid, syncope en thoracale pijnklachten. Bij je lichamelijk onderzoek kun je een onderscheid maken in een regulaire of irregulaire pols. En indien al wat langer bestaand kunnen er tekens van hartfalen zijn. Om de diagnose te bevestigen heb je uiteraard een ECG nodig. Bij atriumfibrilleren, oftewel AF, vind je een onregelmatig ritme zonder P-toppen. Soms zie je een fibrillerende basislijnen met QRS complex, maar vaak zie je onregelmatige QRS complexen zonder P-toppen. Er is geen adequate contractie van de atria waardoor je een minder functionerend hart hebt. AF wordt vaak uitgelokt door iets. Dit kan komen door diabetes, hartfalen, cardiomyopathie, klepafwijkingen, hyperthyreoïdie, infectie of anemie. Een atriumflutter is een regelmatige SVT waarbij er meestal een re-entry circuit ontstaat in het rechter atrium. Dit betekent dat de elektrische stroom elkaar constant aansteekt waardoor de atria blijven afvuren. Het wordt uitgelokt door congenitale hartafwijkingen, na een infarct of operatie, bij schildklieraandoeningen of bij een longziekte. Op het ECG zie je een regelmatig ritme van de QRS complexen, zonder P-toppen maar vaak wel een zaagtand configuratie van de basislijn. Een atriumflutter heeft typisch een AV-block en dit betekent dat de hartfrequentie vaak hetzelfde is. Dit kan 300/min, 150/min of 100/min zijn. Een atriale tachycardie wordt veroorzaakt in de atria, hoe kan het ook anders. Het komt vaak voor op middelbare leeftijd. Soms na cardiale ischemie, bij sympathicus prikkeling, atriale overbelasting en tja soms is de oorzaak ook onbekend. Een AVRT en AVNRT ontstaan doordat er ook een re-entry circuit ontstaat, maar dan ter hoogte van de AV-knoop. De AVRT verschilt van de AVNRT door een accessoire bundel waarover de re-entry verloopt. De bekendste AVRT is de Wolff-Parkinson-White. Op het ECG zie je een tachycardie en een P-top die vaak verstopt zit aan het einde van QRS of aan het begin van de T-top, retrograde P-top wordt dit ook wel genoemd.

Wat ook kan zorgen voor dyspneu klachten zijn de klepproblemen, zoals een stenose of insufficiëntie. De meest voorkomende klepaandoening die voor dyspneu kan zorgen is een matig tot ernstige aortaklepstenose. Deze patiënten hebben typisch een inspanningsdyspneu, dyspneu wanneer het hart sneller moet kloppen maar daardoor inefficiënt wordt door het kleplijden. Daarnaast kun je klachten van vermoeidheid, pijn op de borst en eventueel een syncope terugvinden in de anamnese. Bij je lichamelijk onderzoek hoor je typisch een souffle. De plek waar je de souffle hoort, zegt veel over welke klep een probleem heeft. En daar is een heel makkelijk ezelsbruggetje voor, namelijk All Physicians Take Money. Bij je cor auscultatie begin je 2e IC rechts, ga je naar 2e IC links, vervolgens naar 4e IC links en dan naar de apex. Pak je het ezelsbruggetje erbij dan vind je 2e IC rechts de aortaklep, All. Als je hier het hardst de souffle hoort, past het bij een probleem van de aortaklep, een aortaklepstenose of –insufficiëntie. Hoor je een souffle 2e IC links, dan er is een probleem met je pulmonaalklep, Physicians. De 4e IC links hoort bij de Take, de tricuspidalisklep. En aan de apex hoor je de mitralisklep het beste. Een souffle op die plek kan een mitralisklepstenose of –insufficiëntie betekenen. Om een kleppathologie te bevestigen heb je een cardioloog nodig die mooie echo’s kan maken om de klep volledig in beeld te brengen.


Als je hart bij een myocardinfarct, bij ritmestoornissen of bij acute kleppathologie minder goed werkt, dan kan er hartfalen ontstaan. Dit kan heel acuut ontstaan waarbij de klacht dyspneu op de voorgrond staat. Maar er zijn ook andere factoren die acuut hartfalen kunnen uitlokken zoals een hypertensieve crisis, longembolie, COPD exacerbatie, infectie, medicatie, metabole ontregeling of een CVA. De dyspneu uit zich in inspanningsdyspneu, toename dyspneu bij voorover buigen en orthopneu, dyspneu bij plat liggen. Als het hart onvoldoende presteert, probeert het lichaam het tekort goed te maken. Dat doet het hart door extra te stimuleren en door meer vocht op te houden. Het probleem is hiermee op korte termijn opgelost maar hierdoor raakt het hart op langere termijn nog meer beschadigd door de vochtophoping en de extra stimulatie. Daarnaast zorgt er minder goede linkerventrikelfunctie ervoor dat er stuwing optreedt in de longen met longoedeem tot gevolg. Er kan natuurlijk ook een chronische variant van hartfalen spelen waarbij er soms door een uitlokkende factor het hart volledig decompenseert, een decompensatio cordis. Als je bij je lichamelijk onderzoek naar de patiënt kijkt, dan ga je op zoek naar tekens van overvulling. Dit is bijvoorbeeld een gestegen CVD of perifeer oedeem. Er is hypertensie. Over de longen hoor je het vocht in de trant van crepitaties en soms verminderd ademgeruis bij pleuravocht. Je kunt op meerdere manieren aanvullend onderzoek inzetten. In het lab wil je bijvoorbeeld het NT-proBNP weten, want als die laag is wordt de diagnose van hartfalen onwaarschijnlijk. Maar een gestegen NT-proBNP is niet specifiek voor hartfalen. Het kan bijvoorbeeld ook verhoogd zijn bij AF, nierfalen, kleplijden, longembolieën en ernstige infecties. Een ECG wordt altijd gemaakt om bijvoorbeeld een onderliggende cardiale ischemie te detecteren. Je hebt nagenoeg altijd wel afwijkingen op het ECG bij hartfalen zoals een LVH, LBTB, pathologische Q-golven of ritmestoornissen. Op een x-thorax kun je zien of de patiënt overvuld is. Dit zie je op meerdere manieren: pleuravocht, gestuwde hili, Kerley B-lijnen en een versterkte longvaattekening. Is het op de foto niet geheel duidelijk, dan kun je ook nog altijd een echo van de longen en het hart maken. De echo van de longen maak je vooral om te zoeken naar oedeem. Op de SEH zetten we wel eens de echokop op het hart om te kijken naar de globale linkerventrikelfunctie of hypertrofie. Je kunt vaak ook de vena cava inferior in beeld brengen die typisch wijd is en niet collabeert bij de ademhaling als patiënt overvuld is. Terwijl bij patiënten met een normale vullingsstatus de vena cava inferior mooi collabeert door de negatieve druk die wordt gemaakt door een inademing.


Wat ook dyspneu kan veroorzaken is een pericarditis, een ontsteking van het hartzakje. Daarnaast ontstaat er een scherpe stekende pijn op de borst die typisch toeneemt als de patiënt gaat liggen, terwijl het afneemt als de patiënt voorovergebogen zit. Patiënten kunnen koorts en algehele malaise hebben. Pericarditis komt nogal eens voor na een infectie, bij auto-immuunziekten, bij maligniteiten en na cardiale chirurgie of een infarct. Je zou bij auscultatie eventueel een pericardwrijven kunnen horen, een geknisper. In het lab zullen de ontstekingswaarden verhoogd zijn. Een pericarditis kun je terugvinden op het ECG. Je ziet concave ST elevatie, maar nog veel typischer zijn de PTa depressie. Het deel tussen de P-top en de QRS is verlaagd ten opzichte van de basislijn. Kijk je in afleiding aVR, dan zie je hier juist PTA elevatie! Daar zie je het vaak sneller dan in de overige afleidingen, dus let daar goed op. Bij een pericarditis ontstaat er ontstekingsbeeld met ook pericardeffusie. Dit kun je op een echo van het hart goed zien. Bij veel pericardvocht kun je ook toename van de hartschaduw zien op de x-thorax, maar verwacht daar niet te veel van.


Bij een tamponade is er een instroombelemmering door de druk van buitenaf, waardoor je hart minder goed kan functioneren. Dit geeft dyspneuklachten. Patiënten kunnen in een obstructieve shock raken. Risicofactoren voor het ontwikkelen van een tamponade zijn recente hartoperatie, CAG en een gemetastaseerde ziekte met een pleuritis of pericarditis carcinomatosa. Maar het komt bijvoorbeeld ook voor bij een pericarditis of aorta dissectie. Een patiënt ontwikkelt pijn op borst, dyspneu en raakt hemodynamisch instabiel door de obstructieve shock. Een obstructieve shock veroorzaakt een verhoogde CVD. Je kunt hele zachte cortonen hebben doordat de pericardeffusie het geluid van de harttonen dempt. Belangrijkste onderzoek om een tamponade te diagnosticeren is een echo van het hart.


Dus bij het onderdeel cardiovasculair in je tractus anamnese wil je weten wanneer de dyspneu aanwezig is, of er sprake is van pijn op de borst, palpitaties, syncope, vermoeidheid en duizeligheid. Bij je lichamelijk onderzoek kun je hypertensie vinden, een irregulaire pols, verhoogde CVD, pericardwrijven, crepitaties of verminderd ademgeruis bij longauscultatie en cardiale souffles. In het lab is het belangrijk om een troponine te bepalen bij een verdenking op een myocardinfarct, infectiewaarden bij een pericarditis en een NT-proBNP bij hartfalen. Er moet altijd een ECG gemaakt worden om een infarct, ritmestoornissen en tekens van LVH op te sporen. Met een echo kun je checken op B-lijnen in de longen suggestief voor vocht, globale linkerventrikelfunctie, kleplijden, pericardeffusie en of er sprake is van een collaberende vena cava inferior.


We hebben het net al even gehad over een bovenste luchtwegobstructie door angio-oedeem of een anafylactische reactie. Maar er zijn meerdere oorzaak die een bovenste luchtwegobstructie, oftewel een obstructie van de keel of grote luchtwegen, kunnen geven. Namelijk, infectie, corpus alienum, trauma door scherp of stomp trauma of bij brandwonden, maligniteit, laryngospasme, veel speeksel of bloed en vocal cord dysfunction. Het zijn hele diverse ziektebeelden maar bij allen ervaart de patiënt op de voorgrond dyspneu. Er kunnen ook klachten zijn van hoesten, hemoptoë, koorts, pijn en angst. Bij lichamelijk onderzoek hoor je typisch een stridor, een hoog geluid bij de inademing. Een stridor is typisch voor een hoge luchtwegobstructie. Je hoort een piepend geluid in de grote luchtwegen, dus bijvoorbeeld hoog ventraal op de thorax. Je hoort geen expiratoire wheezing. Het verhaal geeft je al een hint wat het kan zijn en de stridor is een extra zetje. Vaak kun je het niet zien door alleen in de mond te kijken en heb je een flexibele endoscoop nodig om in de keelholte te kijken. Soms is het zelfs nodig om met een bronchoscoop in de larynx te kijken, bijvoorbeeld als er een kippenbotje is geïnhaleerd.


Wat soms ook kan gebeuren is dat een gedeelte van de long collabeert, we noemen dat atelectase. Het longparenchym heeft geen luchtinhoud meer waardoor je totale longcapaciteit afneemt. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen door obstructie van de bronchiolen bij een sputum plug of aspiratie, als er juist compressie van buitenaf is waardoor de bronchioli wordt dicht geduwd zoals bij een maligniteit of als grote hoeveelheden vloeistof of lucht de pleurale ruimte vullen zoals bij een pneumo- of hematothorax. Er ontstaat dyspneu en pijn op de borst. Soms zijn er voorafgaand al hoestklachten aanwezig waarbij het sputum moeilijk kan worden opgehoest. Bij lichamelijk onderzoek kan je diverse tekens tegenkomen afhankelijk van de oorzaak van de atelectase. Asymmetrische thoraxexcursies, hypersonore percussie en verminderd ademgeruis bij een pneumothorax. Hyposonore percussie en verminderd ademgeruis bij een hematothorax of atelectase door een obstructie. Uiteraard kan er ook sprake zijn van een tachypneu of lage saturatie. Op een x-thorax zie je een hyperdense structuur wat overeenkomt met longparenchym. Je kunt natuurlijk ook een sluiering van de long zien bij een hematothorax of tekens van een pneumothorax. Dit uit zich in een zichtbare pleura visceralis, afwezige longtekening of verscherping van de hartcontouren.


Een andere oorzaak van dyspneu is een longembolie. Er ontstaat dyspneu en pijn op de borst die vastzit aan de ademhaling. Daarnaast kan er sprake zijn van hemoptoë of zelfs collaps. Soms hebben patiënten eerder al klachten gehad van een trombosebeen, maar is dit niet erkend. Je ziet een snelle en oppervlakkige ademhaling, een lage saturatie, een tachycardie, een verhoogde CVD en eventueel ook klinische tekenen van een DVT. Een longembolie kan je uitsluiten met een laag D-dimeer. Maar als het d-dimeer maar enigszins verhoogd is, heb je een CT angio nodig om een longembolie volledig uit te sluiten of te bevestigen natuurlijk. De YEARS criteria kunnen je hierbij helpen. Een x-thorax maak je om andere diagnoses uit te sluiten zoals net genoemd, maar je kunt nagenoeg niet zien aan een x-thorax of er sprake is van een longembolie. Met een echo daarentegen kun je je diagnose voor een longembolie versterken als je tekens ziet van rechtsbelasting, een vergrote rechter ventrikel. Dit zou je bijvoorbeeld ook terug kunnen zien op het ECG. Je krijgt dan de typische S1Q3T3 configuratie. Maar dit is alleen te zien als er ook rechtsbelasting is.


Je kunt ook een pneumonie ontwikkelen waardoor je benauwd kan worden. Door de infectie is er inflammatie van de pleurabladen en als die bewegen bij de ademhaling is dat erg pijnlijk voor de patiënt. Je krijgt dus een ademhalingsgebonden thoracale pijn. Daarnaast heeft de patiënt koorts en hoestklachten. Bij je lichamelijk onderzoek kun je allerlei longgeluiden horen. Een versterkt ademgeruis, bronchiaal ademgeruis, als de kleine bronchiolen afgesloten zijn, verminderd ademgeruis bij een groot infiltraat, crepitaties of ronchi bij veel slijm en oedeem in de bronchiolen. Je hebt gedempte percussie op de plek waar het infiltraat zit. De saturatie kan ook gedaald zijn. Je vraagt lab aan met de ontstekingswaarden, maar de gouden standaard is nog altijd een x-thorax. En laat die x-thorax bij voorkeur zowel AP als lateraal maken, want zonder die laterale opname kan je een pneumonie missen.


Wat je ook kunt tegenkomen is een astma of COPD exacerbatie. Bij astma is er een chronische inflammatie van de lagere luchtwegen waardoor reversibele bronchusobstructie ontstaat. Bij COPD is er ook een chronische inflammatie van de lagere luchtwegen en hierbij vaak slechts een gedeeltelijk of helemaal niet meer reversibele bronchusobstructie. Als er een irriterende prikkel langskomt zoals een infectie of irriterende stoffen zoals parfum, kou, pollen etc dan ontstaat er een acute opvlamming van de bronchusobstructie. Dit gebeurt door het ontstaan van oedeem of veel mucus. Patiënten voelen zich toenemend benauwd en je kunt soms typisch een piepende uitademing horen. Ze zijn aan het hoesten en hebben soms een drukkend gevoel op de borst. Bij lichamelijk onderzoek zie je een benauwde patiënt met tachypneu, soms desaturaties en sommige patiënten zijn zo benauwd dat ze niet uit hun woorden kunnen komen. Ze spreken geen volzinnen. Bij auscultatie kun je bronchiaal ademgeruis horen, typisch geluid wat past bij luchtstromen in de grote luchtwegen, en het meest typisch een verlengd expirium, een verlengde uitademing, met een piepend geluid, wheezing. Als er daar bovenop ook nog een infectie speelt kun je ronchi of crepitaties horen passend bij slijmen en oedeem in de lagere luchtwegen. Een astma exacerbatie of COPD exacerbatie is een klinische diagnose. Vaak check je in het bloed of er sprake is van een infectie en maak je een x-thorax om een pneumonie uit te sluiten. De echte diagnose krijg je middels een spirometrie die je via de longarts kan aanvragen.


Als een patiënt een trauma heeft doorgemaakt van de thorax dan kan het voorkomen dat de ribben zijn gekneusd. Dit is erg pijnlijk waardoor de patiënt sneller en oppervlakkiger gaat ademhalen. Alleen daardoor kunnen deze patiënten al dyspneuklachten ervaren. Bij lichamelijk onderzoek is er pijn uitlokbaar door palpitatie. Je kunt je voorstellen dat ribfracturen dezelfde klachten zullen geven. Soms ontstaat er een longcontusie na een thoraxtrauma, dit kan zich ontaarden in een ARDS. Er ontstaat dan inflammatie met longoedeem tot gevolg. Patiënten kunnen in de loop van de tijd respiratoir insufficiënt worden. Op de x-thorax zie je dit terug door een hyperdense afwijking ter plaatse van het trauma met hierin een luchtbronchogram.


Het is heel logisch dat je aan een pulmonaal probleem denkt bij dyspneuklachten. Er zijn ook diverse pulmonale ziektebeelden die dit kunnen veroorzaken. Er kunnen ook klachten ontstaan van pijn op de borst, hoesten, hemoptoë, koorts en collaps. Bij je lichamelijk onderzoek moet je alert zijn op een stridor, tachypneu, lage saturatie, asymmetrische thoraxexcursies, verminderd ademgeruis, ronchi of crepitaties, expiratoire wheezing of uitlokbare drukpijn op de thorax. Lab geeft je een richting of er sprake is van infectie, leukocyten en CRP, of longembolie, D-dimeer. En de x-thorax vertelt je meer over de aanwezigheid van een pneumo- of hematothorax, atelectase, infiltraat of pleuravocht. Voor verdere diagnostiek kun je een echo overwegen om te kijken naar een pneumothorax of rechtsbelasting bij een longembolie of dus inderdaad een CT longembolie.


Er zijn ook een aantal metabole aandoeningen die de patiënt een benauwd gevoel kunnen geven. Als eerste is dit een metabole acidose. Het lichaam probeert dit respiratoir te compenseren waardoor patiënten gaan hyperventileren. Dit kan erg benauwend zijn als de acidose erg is. Denk bijvoorbeeld aan de bekende diabetische ketoacidose waarbij je typisch een Kussmaul ademhaling krijgt. In aflevering 19 leg ik je er alles over uit, dus luister die zeker. Een metabole acidose wordt uitgelokt door veel verschillende aandoeningen, dus de symptomen kunnen heel divers zijn. Daarom gaan we er nu niet echt op in. Laten we dat bewaren voor de volgende metabole aandoening die dyspneu geeft, namelijk hyperthyreoïdie. Het geeft typisch een inspanningsdyspneu omdat de ejectiefractie van het hart juist daalt bij inspanning. Hyperthyreoïdie kun je ontwikkelen vanuit een auto-immuun aandoening, door een benige zwelling van de schildklier, zwangerschap, hypofyseadenoom of door een virale ontsteking van de schildklier. Je krijgt naast de inspanningsdyspneu vage klachten zoals vermoeidheid, gejaagd gevoel, warme-intolerantie, overmatig transpireren, palpitaties, gewichtsverlies, diarree en emotionele labiliteit. In het lab bepaal je dan het TSH, het schildklierhormoon dat de schildklier stimuleert en het FT4, de actieve component die op de eindstations bindt. Het TSH is typisch laag en het FT 4 is verhoogd.

Een anemie kan ook dyspneuklachten geven en vooral inspanningsdyspneu. Door een te laag hemoglobine is er veel minder zuurstoftransport beschikbaar. Bij inspanningen zorgt dit voor een benauwd gevoel en hoe lager het hemoglobine hoe sneller het zal optreden. Er zijn veel verschillende oorzaken van een anemie zoals vitaminedeficiënties, beenmergaandoeningen en hemolyse. Het geeft naast dyspneu ook een bleek gelaat, vermoeidheid, duizeligheid en thoracale pijnklachten. Icterus en hepatomegalie is suggestief voor een hemolytische anemie, terwijl glossitis en perifere neuropathie suggestief is voor foliumzuur of vitamine B12 deficiëntie en broze nagels en haar weer voor een ijzer tekort. Of er een anemie is vind je terug in het lab. Voor differentiatie tussen de verschillende oorzaken kun je nog diverse dingen bekijken in het bloed, maar dat bewaar ik voor de anemie podcast aflevering die vast nog gaat komen.


Als laatste oorzaak wil ik de psychische variant benoemen. Paniek, angst of pijn kan ervoor zorgen dat de patiënt hyperventileert of juist snel en oppervlakkig gaat ademen waardoor hij of zij een benauwd gevoel kan ervaren. Het is een inschatting die je maakt of iemand in paniek is of veel pijn heeft. Er is geen aanvullend onderzoek nodig, tenzij je andere dingen wilt uitsluiten.


Bronnen:

Gerelateerde posts

Alles weergeven

Hypercapnisch coma

Hypercapnisch coma We hebben dit onderwerp kort behandeld bij de podcast aflevering van de respiratoire acidose, maar heel specifiek wat er allemaal gebeurd bij een hypercapnisch coma hebben we niet b

Algemeen neurologisch onderzoek

Je moet regelmatig een neurologisch onderzoek uitvoeren om te kijken of er sprake is van neurologische problemen. De ene keer ben je gericht op zoek, de andere keer doe je dit screenend. Een standaard

Ischemisch CVA

Hoe herken je een herseninfarct? Misschien ken je de bekende symptomen van een parese, verwarde spraak of afhangende mondhoek, maar er zijn

bottom of page